De helikopter nadert de rand van het plateau. Onder me glijden de dennen en jeneverbesbomen van het Kaibab National Forest voorbij. Ik adem diep in, spanning hoopt zich op in mijn borst. De helikopter duikt over de rand. Mijn adem stokt. Plots is ze daar, beneden in de diepte. De Coloradorivier, een zilveren lint, glinsterend in het ochtendlicht. Omzoomd door rotskliffen, de ene na de andere, zover het oog reikt, in de verte uitdijend tot blauwige silhouetten.
27 kilometer breed is ze, de Grand Canyon, en twee kilometer diep. Maar die cijfers kunnen met geen mogelijkheid de grandeur ervan weergeven. Ik kijk naar de gekartelde rotsmassa’s, als de rug van slapende reuzen, in alle mogelijke tinten van rood, roze, oranje, grijs, wit. Scherpe richels draaien zich als dinosaurusstaarten naar de lagergelegen, smallere kloven toe, die op hun beurt uitwaaieren als aders. Alles ademt een enorme kracht uit, een enorme, ingehouden rust van tien miljoen jaar oud. Ik voel me klein en nietig tegenover zoveel grootsheid, zoveel overweldigende schoonheid. Tranen wellen op, en een tijd lang kan ik ze verbijten, maar uiteindelijk kan ik niet anders dan me gewonnen geven.
Het is de verwondering die me zo hard raakt, dezelfde verwondering als wanneer je in de ogen van je geliefde kijkt of midden in de nacht naast haar wakker wordt en haar vredige, door warrige haren omhulde gezicht ziet, dezelfde verwondering als wanneer je op een bergtop staat onder een immense sterrenhemel en een vallende ster ziet wegschieten richting horizon.
Het is het geloof, het besef zelfs, dat er iets hogers is, iets groters dan jezelf, waar jij, klein wezen, deel van uitmaakt, iets dat je niet kan vatten, maar dat je intens gelukkig maakt. Noem het liefde, noem het schoonheid, noem het God voor mijn part, maar je weet dat ze er is, tastbaar, voelbaar in elk van de slapende reuzen onder je. Een onmetelijke kracht die alles stuurt. Je voelt je dankbaar voor elke seconde dat je dit mag beleven.
Maar in onze tijd, onze wereld, vervliegt dankbaarheid snel. Al te vaak raken we de magie kwijt. We worden gedwongen in een keurslijf van efficiëntie, productiviteit, worden radertjes in een eindeloos doorlopend systeem. Zelfs de natuur proberen we in een keurslijf te dwingen voor ons eigen profijt. De Colorado is al lang niet meer de woeste stroom die ze tot voor de jaren ’30 van vorige eeuw was. De bouw van de Hooverdam, en van vier andere dammen op de bovenloop van de Colorado, heeft de rivier getemd, geschikt gemaakt voor irrigatie en het aanleveren van drinkwater.
De milieu-effecten zijn enorm. Vijftien vissoorten op de Colorado zijn met uitsterven bedreigd, omdat er geen stroming meer op de rivier zit en ze dus niet genoeg zuurstof aan het water kunnen onttrekken. Bovendien versterkt de dam – paradoxaal genoeg – de droogte in de westelijke staten. Het waterpeil van Lake Mead, het stuwmeer achter de Hooverdam, is de jongste vijftien jaar met 40 meter gedaald. Op een oppervlakte van 640 km² betekent dat tonnen water minder om miljoenensteden als Las Vegas en Phoenix – nota bene midden in de woestijn – van drinkwater te voorzien. Doordat de Amerikanen de Colorado volledig tegenhouden voor de Mexicaanse grens, bereikt de rivier de Golf van Mexico niet langer. Daardoor vloeit er minder water in de oceaan, is er minder verdamping en valt er minder regen. De dammen op de Colorado creëren een vicieuze cirkel die zichzelf alleen maar versterkt.
De mens is door de eeuwen heen een roofdier geworden. Onder het mom van de beschaving, de vooruitgang, putten we uit wat we niet mogen uitputten. De gevolgen zijn al lang genoeg gekend. Toch blijven we cynisch verder doen, want, ach, die klimaatopwarming zal zo erg niet zijn, toch? Maar als je in een helikopter boven de Grand Canyon hangt, besef je pas echt hoe oneindig mooi de wereld is en hoe hard we ze moeten beschermen. De Grand Canyon krijgt zelfs de grootste klimaatnegationist op de knieën.
De helikopter is intussen gedraaid, zet koers richting thuisbasis. Nog een paar minuten restten me, voor ik afscheid moet nemen van dit wonderlijke schouwspel. Een laatste keer kijk ik achterom. Ik weet: ik kan hier niet blijven. Maar ik draag haar met me mee, de Grand Canyon, als de naam van een geliefde, waar ik ook zal gaan.