Het Wereldvoedselprogramma investeert in gerichte weerbulletins voor boeren in Zambia. Deze informatie betekent vaak het verschil tussen slagen of falen.
“Door de maandelijkse weerberichten besliste ik om zoete aardappel aan te planten in plaats van maïs”, zegt Fainess Muzyamba, een 56-jarige boerin uit het district Pemba in Zuid-Zambia.
Het maandelijkse weerbulletin is een onderdeel van een interventieprogramma, het Rural Resilience Initiative van het Wereldvoedselprogramma (WFP).
Het programma omvat zes managementstrategieën waaronder risico-inschatting aan de hand van een regenvalindex, een aangepaste verzekering, informatiediensten over het klimaat en het weer, en marketingtechnieken voor na de oogst.
Correcte inschatting van het weer
“Deze dienstverlening is erg succesvol”, zegt Muzyamba. “Dankzij de informatie en de technische ondersteuning heb ik een correcte inschatting kunnen maken van de seizoensregen. Ik wist dat die problematisch zou zijn en heb op basis van die kennis gekozen voor de aanplant van zoete aardappels omdat die minder water nodig hebben om het goed te doen.”
Haar beslissing bleek een goede zet: ze kon 60 zakken van 50 kilogram zoete aardappels oogsten en deze ruilen tegen 40 zakken van 50 kilogram maïs.
Aan de huidige marktprijs in Zambia leverde haar dat 2800 kwacha op (245 euro) voor de maïs. Uit een bijkomende oogst van suikererwten haalde ze nog 1200 kwacha (100 euro). Ze hield twintig zakken maïs bij voor zichzelf en haar elfkoppige familie. “Dit is voldoende om elke dag eten op tafel te brengen tot aan de volgende oogst.”
Klimaatschokken
In Zambia zijn 73 procent van de boeren – 1,5 miljoen mensen – kleine landbouwers, wat wil zeggen dat ze minder dan twee hectare land bewerken. Voor hen is de onregelmatige regenval een extra bedreiging van hun inkomen, boven op de afnemende kwaliteit van de bodem en de slechte toegang tot volwaardige landbouwproducten, verbeterde landbouwtechnieken en de markt.
Dit alles maakt deze landbouwers een pak kwetsbaarder voor klimaatschokken. Op korte termijn betekenen die tegenvallende oogsten, op de lange termijn armoede en ondervoeding.
Diversificatie vervangt monocultuur
“De onregelmatige regen en andere veranderende weerpatronen die we zien evolueren, zijn een groot probleem dat niet enkel boeren in Zambia maar in de hele zuidelijke Afrikaanse regio aantast”, zei Lola Castro van het WFP tijdens een bezoek aan Zambia in maart.
“Daarom moeten we het Rural Resilience Initiative opschalen om op die manier de kleine boeren veerkrachtiger te maken en hen te helpen om zich aan te passen aan de klimaatverandering. Monocultuur van enkel maïs moet ontmoedigd worden, in de plaats dient diversificatie te worden gestimuleerd.”
Weerstations
Samen met de Meteorologische Dienst van Zambia heeft het WFP twee automatische weerstations geïnstalleerd en twintig handmatige regenmeters die worden bemand door getrainde lokale boeren en worden gebruikt door de gemeenschap om tijdig beslissingen te nemen over aanplantingen.
De informatie die de stations en de regenmeters verschaffen, wordt via lokale voorlichters gedeeld met andere boeren. Aan de hand van deze input kunnen zij voorspellingen maken en een plant- en oogstplan op maat opstellen.
Voor Muzyamba bleek deze manier van werken alleszins een succesverhaal in een seizoen dat voor veel andere boeren een ramp was door het uitblijven van de regen. “Het schoolgeld voor mijn kinderen wordt dit jaar geen enkel probleem”, zegt ze. Bovendien heeft ze zich ingeschreven voor een spaarplan bij de landbouwersclub. De opbrengst van haar spaargeld investeert ze in het transport van handgemaakte kleien potten naar de toeristenhoofdstad Livingstone, waar deze worden verkocht.
Geïntegreerde aanpak
Dit is een klassiek verhaal van diversificatie als een strategie om kleine boeren weerbaar te maken tegen de klimaatverandering. “We hebben tot nu toe geleerd dat deze totaalaanpak een goede manier is om deze problemen aan te pakken”, zegt de directeur van het WFP in Zambia, Jennifer Bitonde. “De volgende stap is om de overheidsdiensten zover te krijgen dat ze deze aanpak mee ondersteunen, ook als wij als partners in dit project weer wegtrekken.”
Het programma startte in 2014 en is ondertussen uitgebreid naar de districten Monze, Gwembe, Namwala en Mazabuka. In totaal worden 18.157 boeren bereikt.