Vier op de tien Europese automobilisten wil dat zijn of haar volgende auto elektrisch is of aangedreven wordt door een brandstofcel. Dat wijst op een groot potentieel, want momenteel is amper 2 procent van de verkochte auto’s voorzien van een stekker.
Gevraagd naar de reden waarom ze nog zo weinig elektrische modellen lanceren, wijzen autobouwers steevast naar de beperkte vraag bij de consument. De fabrikanten gaan uit van een maximaal marktaandeel van 20 tot 25 procent tegen 2025. Maar een enquête door Ipsos Mori onder 4500 Europeanen in negen lidstaten, doorprikt dat beeld. Afhankelijk van de lidstaat zegt 24 tot 48 procent van de bestuurders dat ze bij hun volgende aankoop of lease ‘waarschijnlijk’ een elektrisch model verkiezen.
Vooral Italianen en Spanjaarden zijn enthousiast, terwijl de Fransen en Duitsers met 24 en 25 procent het meest terughoudend zijn. België zit in de middenmoot met vier op de tien respondenten: 32 procent van de ondervraagden kiest ‘eerder waarschijnlijk’, 6 procent ‘erg waarschijnlijk’ voor een elektrisch model bij de volgende aankoop of lease.
Drempels
Van de respondenten die geen elektrisch voertuig overwegen bij hun volgende aankoop, blijkt de prijs de hoogste drempel, met gemiddeld 65 procent. Dat is een belangrijk punt, want de prijs van de batterijen daalt snel en daardoor kunnen snel meer bestuurders dus een elektrische model overwegen. Volkswagen kondigde onlangs aan dat het eind volgend jaar al een elektrische Golf wil verkopen tegen dezelfde prijs als de dieselvariant. De tweede grootste drempel is de beschikbaarheid van laadpunten, een bezorgdheid voor 38 procent van de ondervraagden.
Die vrees is onterecht, blijkt uit steeds meer onderzoeken, want er zijn al ruim voldoende laadpalen en bovendien blijkt amper 5 procent van de laadsessies aan publieke punten te gebeuren.
Verplichte verkoop
Opvallende conclusie van de enquête: bijna twee derde (62 procent) van de ondervraagden vindt dat autobouwers niet genoeg doen om elektrische auto’s te verkopen, bijvoorbeeld door aantrekkelijke marketing of door voldoende keuze te bieden. Daar zijn ook de Fransen (72 procent), Duitsers (67 procent) en Britten het mee eens.
Een onafhankelijk onderzoek door milieuorganisatie Transport & Environment (T&E) lijkt dat de bevestigen: volgens de groep wordt amper 3 procent van de marketing gespendeerd aan plug-in voertuigen en blijkt uit undercover tests dat veel autodealers hun klanten zelfs actief ontmoedigen. “Europeanen zijn bereid om elektrische voertuigen te kopen, maar de autobouwers doen niet genoeg om aantrekkelijke, betaalbare modellen aan te bieden”, zegt Greg Archer van T&E. “Dat is het grootste obstakel voor een snelle transitie naar elektrische mobiliteit. De burgers willen dat autobouwers meer doen en de overheid zou ambitieuzere CO2-doelstellingen moeten stellen.”
Zes op de tien Europeanen vindt dat de overheid autobouwers moet verplichten om elektrische voertuigen te verkopen in hun lidstaat. De steun daarvoor is het grootste in Spanje (83 procent), Polen (79 procent), Italië (69 procent) en Groot-Brittannië.
Meer dan de helft van de respondenten (55 procent) vindt dat de EU ambitieuze doelstellingen moet opleggen om de CO2-uitstoot van nieuwe auto’s aan banden legen tegen 2030.
Sterke steun
“In de negen onderzochte lidstaten is er sterke steun voor ambitieus beleid om auto’s schoner te maken. Een aanzienlijke meerderheid van de Europeanen denkt dat de overheid autobouwers moet verplichten om de elektrische voertuigen te verkopen in hun land. De duidelijke boodschap van deze studie is dat burgers van hun regering verwachten dat ze meer ambitie toont in de transitie naar schone voertuigen dan wat de Europese Commissie en de Duitse overheid nu voorstellen.”
In november vorig jaar stelde de Europese commissie een uitstootreductie voor van 30 procent voor nieuwe auto’s en bestelwagens tegen 2030. De milieucommissie van het Europees Parlement stemde voor een 45 procent-reductie, en negentien lidstaten pleiten voor een reductie van 40 procent. Duitsland houdt het op 30 procent.
Volgende week wordt een gemeenschappelijke positie van de lidstaten verwacht. Dan volgt een ronde van onderhandelingen tussen de lidstaten, de commissie en het parlement, om begin 2019 een compromis te vinden.