Als je vandaag nieuwsberichten over het klimaat en die over de politieke ontwikkelingen in de wereld tegenover elkaar zet, lijkt de wereld gedoemd. Maar een korte geschiedenisles over de strijd tegen het pokkenvirus biedt hoop, schrijven de wetenschappers Jason Opal en Steve M. Opal.
Enorme stormen en dodelijke hittegolven maken de klimaatverandering steeds tastbaarder en het aantal rampen blijft toenemen naarmate de planeet opwarmt en ecosystemen het begeven. Maar tegelijk stijgt het succes van rechts populisme sneller dan de oceanen en daarmee de kans op een globale respons op de klimaatcrisis. De Amerikaanse president Donald Trump tweet van zijn kant dat de klimaatverandering fake news is. Very bad!
En toch: wij mensen hebben al getoond dat we zelfs de meest verschrikkelijke problemen kunnen overwinnen. Bewijsstuk A: onze overwinning op de pokken, misschien wel de meest gevreesde ziekte ooit.
Oude plaag
Het pokkenvirus ‘sprong’ waarschijnlijk van kamelen of andere getemde dieren over op de mens, zo’n drieduizend jaar geleden, om vervolgens iedereen te treffen – van Chinese boeren tot Egyptische farao’s.
De bijzonder besmettelijke ziekte leidde tot koorts en rillingen bij kinderen, die al konden sterven voor de typische uitslag te zien was. Duizenden kleine pokken verschenen op het gezicht en de handen van oudere slachtoffers, die vaak stierven of voor het leven verminkt raakten.
Tegen het begin van de middeleeuwen hadden genezers in Azië geleerd dat ze etter van een slachtoffer op de schouder of dijen van gezonde mensen konden smeren die gevaar liepen. Die procedure, die bekend staat als inoculatie, doodde 2 tot 5 procent van de behandelde personen. Maar dat is veel minder dan een volwaardige besmetting met pokken, en de personen waren voor het leven immuun tegen de ziekte.
Europeanen gaven het virus zonder het te weten een heel nieuw leven toen ze besmette Afrikaanse slaven inzetten in de verschrikkelijke mijnen op Hispaniola (Haïti en de Dominicaanse Republiek) waar Columbus voet aan wal zette.
Vanop de eilanden verspreidden de pokken zich over het vasteland en hielpen ze de nietsontziende conquistadores om enorme beschavingen omver te werpen die geen natuurlijke immuniteit hadden.
De apocalyps die daarop volgde kent zijn gelijke niet in de geschiedenis. Bij herhaalde epidemieën overal in de Amerika’s doodden de pokken tot 90 procent van sommige inheemse volken. Bij de zwaarst getroffen volken waren de Salish van Vancouver. Hun tradities spreken nog steeds van de ‘verschrikkelijke draak’, die met zijn adem de huid van kinderen in brand zette.
Van inoculatie naar vaccinatie
Maar de mens vocht terug. Rond 1720 leerden Europeanen en kolonialen in Amerika over inoculatie van Ottomaanse en West-Afrikaanse bronnen. Tijdens een uitbraak in Boston riep dominee Cotton Mather iedereen op om de nieuwe methode te proberen – en de bekrompen tegenstanders te negeren die het als zwart of Islamitisch bijgeloof bestempelden.
De techniek werd ook om veel minder goedbedoelde redenen gebruikt. Rijke plantage-eigenaars op Barbados voerden tegen 1750 een bijna-universele inoculatie in om hun slaven aan het werk te houden in de suikerrietvelden. In de jaren 1760 beschermden Britse bevelhebbers hun eigen troepen maar verspreidden ze de ziekte onder hun inheemse vijanden. Een decennium later deden ze waarschijnlijk hetzelfde met rebellen in Boston.
Dat nam niet weg dat mannen en vrouwen met open geest verder werkten aan de strijd tegen de pokken, de gemeenschappelijke vijand. Ze wisselden ideeën uit met wetenschappers van vijandelijke staten en benadrukten dat de medische vooruitgang in dienst van de mensheid geen prijs of grenzen kende.
De grote doorbraak kwam er in 1796, toen arts Edward Jenner vaststelde dat Engelse melkmeisjes nooit besmet raakten. Hij schraapte de blaren van hun handen en bracht het geïnfecteerde materiaal – een gerelateerd virus dat bekendstaat als koepokken – aan op zijn patiënten. De vaccinatie was geboren.
Ondanks zijn afkeer van al wat Engels wat, drukte de Amerikaanse president Thomas Jefferson in een brief aan Jenner zijn dank uit uit naam van “de hele menselijke familie”.
Doorheen de negentiende en twintigste eeuw vaccineerden landen hun bevolking steeds regelmatiger. De Verenigde Staten hadden zelfs een Nationaal Vaccineringsinstituut tot 1822, toen spaarzame congressleden er een einde aan maakten. Armere landen in Afrika en de Caraïben leden langer onder de ziekte, hoewel zij als eerste inoculatie hadden geïntroduceerd.
Een sluimerende dreiging
In 1966, vier jaar na de laatste besmetting in Canada, slaagde de Wereldgezondheidsorganisatie erin om pokken de wereld uit te helpen. Die opmerkelijke prestatie is vooral te danken aan de nauwe samenwerking tussen de VS en de Sovjet-Unie, en dat ondanks de Koude Oorlog.
De mensheid is nu al meer dan veertig jaar vrij van de pokken. We hoeven niet meer in angst te leven voor een nieuwe uitbraak, of geconfronteerd te worden met de vreselijke beelden van kinderen in de greep van de ziekte.
Het nadeel is dat de meesten onder ons ook geen immuniteit meer hebben voor de wrede vijand, waardoor we net even kwetsbaar zijn als de inheemse Amerikanen vijf eeuwen geleden.
Officieel bestaat het virus enkel nog in twee extreem beveiligde laboratoria in de VS en Rusland. Omdat het virus erg stabiel is in een laboratoriumomgeving is het mogelijk dat nog oude stalen uit de tijd van de inoculatie zijn overgebleven. Bioterroristen zouden in staat kunnen zijn om die materie opnieuw in stelling te brengen.
Als dat zou gebeuren, hebben we nieuwe geneesmiddelen nodig zoals tecovirmat, dat net is goedgekeurd door de Amerikaanse overheid. We zouden ook een intelligent gebruik van de voorraden aan vaccins nodig hebben om de uitbraak in te perken en daarmee ook de paniek die ermee gepaard zou gaan. En we zouden het onvermijdelijke verzet van reactionairen tegen de overheid en de wetenschap moeten overwinnen.
Dat lijkt allemaal onmogelijk in 2018.
Dat is precies waarom we moeten terugdenken aan onze eerste triomf over de pokken als bewijs van onze vindingrijkheid en veerkracht, om nog maar te zwijgen van ons vermogen om samen te werken voor de gezondheid en het welzijn van onze soort.
J.M. Opal is hoogleraar Geschiedenis en decaan aan de McGill University. Steven M. Opal is Klinisch Hoogleraar aan de Alpert Medical School, Brown University.
Bron: The Conversation