De landbouwsector kan zijn uitstoot van methaan en lachgas met de helft verminderen tegen 2050. Dan kan via betere technieken en een verschuiving in de consumptie weg van vlees en zuivel, blijkt uit Oostenrijks onderzoek.
De landbouwsector is de grootste bron ter wereld van broeikasgassen als methaan en lachgas. Inspanningen in de sector zelf kunnen de uitstoot van beide stoffen al met 15 procent reduceren tegen 2050. Dat is goed voor een daling van 0,8 tot 1,4 gigaton CO2-equivalent per jaar. Dat blijkt uit onderzoek door het International Institute for Applied Systems Analysis (IIASA) in Oostenrijk. Opvallend is dat die inspanningen relatief goedkoop zijn: zo’n 20 dollar per ton CO2-equivalent.
Mochten deze inspanningen gepaard gaan met een verandering in dieet in die landen die nu nog te veel vlees en zuivel consumeren, dan zou de uitstoot nog eens 23 procent kunnen dalen.
Om de verschillende scenario’s te simuleren gingen de wetenschappers uit van variërende klimaattaksen van 20 tot 950 dollar per ton – de prijs die nodig geacht wordt om de klimaatverandering onder de 1,5 graden te houden. Ze gebruikten vier verschillende computermodellen om hun bevindingen te controleren.
Groeiende uitstoot
Methaan en lachgas uit de landbouw zijn momenteel goed voor 10 tot 12 procent van de totale menselijke uitstoot en dat percentage groeit, voornamelijk door het gebruik van synthetische meststoffen en de groeiende veestapel.
Sinds de jaren negentig is de uitstoot zelfs met een derde gestegen. Maar in dezelfde periode is de productie met 70 procent gestegen, een teken dat de landbouw wel efficiënter wordt. Maar om de klimaatverandering onder de 1,5 graden Celsius te houden, moet de uitstoot snel dalen.
Vooral de vee- en zuivelsector zijn erg klimaatintensief, en uit alle scenario’s blijkt dat beide sectoren een sleutelrol spelen in klimaatinspanningen.
Vraag aan aanbod
Aan productiezijde identificeerden de wetenschappers drie gebieden in de productie die een daling kunnen opleveren: technische opties zoals voedingssupplementen voor het vee, structurele oplossingen zoals een verschuiving in de keuze van gewassen of kweekdieren, en productie-effecten zoals een lagere productie.
Aan de vraagzijde kunnen consumenten een belangrijke rol spelen door te kiezen voor minder dierlijke en meer plantaardige producten. Zo’n verschuiving, zeggen de onderzoekers, heeft niet enkel voordelen voor het klimaat maar ook ook voor de volksgezondheid.