In 2018 kwam meer dan 40 procent van de Duitse stroom uit hernieuwbare bronnen. Daarmee laat het bruin- en steenkool achter zich, en de trend lijkt niet meer te keren.
Door de kernuitstap was Duitsland de voorbije jaren erg afhankelijk van steen- en bruinkool, en daarvoor kreeg het land ook heel wat kritiek. Om de grote klimaatafdruk van de elektriciteitssector te verminderen bleef Berlijn tegelijk volop investeren in hernieuwbare energie.
Met succes, blijkt uit nieuwe cijfers van de Fraunhofer-instituut. Wind-, waterkracht- en zonne-energie produceerden er vorig jaar 219 terawattuur, goed voor 40,3 procent van de stroomafname. Dat is voor het eerst meer dan het aandeel van vervuilende steen- en bruinkoolcentrales, samen goed voor zo’n 38 procent.
Wind- en zonne-energie zijn de belangrijkste bronnen van de schone energie met respectievelijk 20,4 en 8 procent van de totale Duitse energieproductie. Andere bronnen zijn onder meer waterkracht- en biogascentrales.
Warme zomer
Vorig jaar was mede dankzij de hete zomer een uitzonderlijk goed jaar voor zonne-energie. Toch blijft het volgens het Fraunhofer-instituut niet bij een eenmalig boerenjaar voor hernieuwbare energie. De Duitse overheden zetten immers verder in op de vergroening van de energiemix, waardoor steeds meer hernieuwbare capaciteit aangesloten worden op het net. Ook de weersomstandigheden zullen naar verwachting relatief stabiel blijven.
Toch verloopt de stijging niet snel genoeg volgens Bruno Burger, hoogleraar aan het Fraunhofer-Instituut. “Het aandeel van hernieuwbare energie is in 2018 gestegen, maar het gaat niet snel genoeg”, zegt hij het Duitse blad Der Spiegel. “Als Duitsland met deze snelheid blijft vooruitgaan, zullen we onze klimaatdoelstelling tegen 2030 missen.”