Suriname bestaat voornamelijk uit woud maar laat zien dat ontbossing geen vereiste is om zich te ontwikkelen. “Hoe leg je aan een land uit dat het geen hout meer mag kappen of goud mag delven als het daar economisch afhankelijk van is? Je ondersteunt het bij het vinden van duurzame alternatieven”, zegt Armstrong Alexis van het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) in Suriname.
Begin deze week kwamen in Suriname landen samen die gezegend zijn met uitgestrekte bossen en die ook willen inzetten op het behoud daarvan: High Forest Cover and Low Deforestation, kortweg de HFLD-landen.
De beslissing van die staten om hun bossen te beschermen was niet gemakkelijk, maar wel de juiste, zegt Armstrong Alexis, verantwoordelijke voor Suriname binnen het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP).
De Verenigde Naties hebben een belangrijke rol gespeeld in het bijeenbrengen van een groep bosrijke landen zoals Colombia, Peru, Guyana, Bhutan en Zambia, onder de HFLD-paraplu. Zo moesten de nationale overheden onder meer maatregelen aannemen om de ontbossing tegen te gaan en hun bossen duurzaam te beheren en te ontwikkelen.
Ontbossing gebeurt in veel landen op grote schaal en aan een alarmerend tempo. Wetenschappelijk onderzoek heeft nochtans voldoende kunnen documenteren dat bomen een cruciale rol spelen in de strijd tegen de klimaatverandering. Het zijn essentiële ecosystemen die zowel water vasthouden als CO2 opslaan. Daarnaast hebben ze een belangrijke taak in het behoud van de biodiversiteit.
“Daarom hebben deze landen, die belangrijke beloftes hebben gemaakt om hun bossen te bewaren, de steun van de rest van de wereld nodig”, stelt Alexis.
Kunt u kort samenvatten wat het UNDP precies heeft verwezenlijkt in Suriname?
Armstrong Alexis: “Het UNDP werkt samen met Suriname aan ontwikkelingsdoelstellingen. We focussen daarbij met name op de hulpbronnen van het land en werken verder aan een breed spectrum van zaken zoals hernieuwbare energie, de reductie van fossiele brandstoffen en andere aanpassingsmaatregelen in de strijd tegen de klimaatverandering. De bossen van Suriname zijn daarbij een belangrijk thema.”
Wat is het belang van de samenwerking met de andere HFLD-landen?
“Suriname is het meest beboste land op aarde. Ongeveer 93 procent van het landoppervlak is bedekt met ongerept Amazonewoud. Met die 93 procent bomen is Suriname al eeuwenlang de bewaarder en beschermer van zijn bossen terwijl het tegelijk ook belangrijke ontwikkelingsdoelstellingen heeft weten behalen voor zijn mensen.
“Gezien het belang van bossen voor het klimaat en in het bijzonder voor de opslag van CO2 zijn wij ervan overtuigd dat Suriname een CO2-negatief land is. De wetenschap zal ons daarin gelijk geven. Suriname slaat namelijk veel meer CO2 op dan het uitstoot. Er zijn nog veel meer andere landen die door de VN werden gedefinieerd als HFLD-landen. Deze naties bestaan voor meer dan 50 procent uit woud en hebben tegelijk een ontbossingsgraad die ver onder het internationaal gemiddelde zit.
“De VN hebben deze landen samengebracht in een koepel omdat ze allemaal hetzelfde doel nastreven en hetzelfde verhaal hebben. Al deze naties willen ervan verzekerd zijn dat ze worden erkend vanwege het feit dat ze traditioneel hun bossen hebben behouden en niet verwoest zijn in naam van ontwikkeling. Verder willen deze landen erkenning omdat ze, in de strijd tegen de klimaatverandering, het goede voorbeeld stellen en de aarde voorzien van bosrijk gebied.”
Hoe kunnen we bossen beter beschermen?
“In elk land met bossen zie je dat er twee dingen gebeuren: ontbossing – waarbij de bomen worden gekapt en meestal niet worden vervangen, en degradatie van wouden. Dat laatste wil zeggen dat de kwaliteit van het bos afneemt. Het bos wordt niet volledig verwoest, maar het is niet meer zo dicht als voorheen, er zijn minder bomen en vaak zijn ze ook jong, vooral na activiteiten die te maken hebben met houtbouw.
“De landen binnen de HFLD-groep zijn de verbintenis aangegaan met de internationale gemeenschap dat ze blijven inzetten op hun ontwikkelingsdoelstellingen, zonder dat daar noodzakelijk ontbossing of degradatie van de bossen aan te pas komt.
“Het is een uitdaging, dat wel. Neem Suriname bijvoorbeeld, waar de kleinschalige goudwinning de grootste reden is waarom er bomen worden gekapt – niet voor houtbouw of voor palmolie zoals dat het geval is in veel andere landen, noch voor infrastructuur.”
Wat zeggen jullie aan een land dat goud in de bodem heeft zitten.
Dat ze dat niet mogen winnen?
“Het is heel moeilijk om dat aan een land te vragen als de economie er
afhankelijk van is. Hoe leg je dat uit? Wel, er zijn manieren om deze
activiteiten op een meer duurzame manier uit te voeren. Er zijn ook manieren om
erop toe te zien dat bij elke concessie die wordt goedgekeurd, of dat nu voor
hout- of goudwinning is, er ook in herstel en herbebossing wordt voorzien.
“Er moeten met andere woorden meer gewetensvolle beslissingen worden genomen
door overheden, en het is vooral hier dat het UNDP een rol kan spelen. Wij
kunnen helpen bij het nemen van beleidsopties, ondersteund door de laatste
wetenschappelijke inzichten en data die duidelijk maken aan de regeringsleiders
wat hun echte opties zijn, en hoe ze met al die opties rekening kunnen houden
als ze tot een beslissing willen komen.
“We hebben wat dat betreft al waardevol werk kunnen verrichten. Maar ik wil ook
wel benadrukken dat wij dit niet alleen kunnen doen. De houtmarkt is niet
Suriname. De goudmarkt ook niet.
“De bedrijven die naar hier komen om de mijnbouw op te starten, zijn meestal
geen lokale bedrijven, maar grote multinationals. Een land zoals Suriname of
Guyana kan deze enorme taak niet alleen op zich nemen. Zij hebben de steun van
de hele internationale gemeenschap nodig.”