Konijnenmest is gunstiger voor plantenbiodiversiteit dan mest van grote grazers vanwege een betere balans van stikstof en fosfor. Dat blijkt uit biologisch onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) in samenwerking met de Universiteit Utrecht en Vlaamse en Nederlandse natuurbeschermingsorganisaties. De resultaten werden onlangs gepubliceerd in Scientific Reports.
Herbivoren hebben niet alleen als grazers een grote invloed op de vegetatiesamenstelling, maar ook via de voedingsstoffen in hun mest. Tot nu toe werd gedacht dat vooral de hoeveelheid mest van belang was en dat er weinig verschil zat in de mestkwaliteit van verschillende herbivoren. Maar dat blijkt niet te kloppen: onderzoek onder leiding van VUB-wetenschappers Harry olde Venterink en Judith Sitters toont namelijk aan dat de samenstelling van mest van herbivoren sterk verschilt in de concentraties en verhoudingen van bijvoorbeeld koolstof (C), stikstof (N) en fosfor (P). Dit geldt zowel voor de grote aantallen herbivorensoorten van de Afrikaanse savanne, als voor de herbivoren uit onze streken, zoals konijn, damhert, wisent en wild zwijn, alsook koe, paard, schaap en geit. Die verschillen tussen dieren worden veroorzaakt door hun voedingspatroon en verteringssysteem.
Konijnen beter dan paarden en wisenten
De VUB-onderzoekers ontdekten bovendien dat de verschillen in chemische samenstelling van de mest invloed heeft op de biodiversiteit van planten. Daarvoor verzamelden ze mest van konijnen, damherten, paarden, koeien en wisenten in het Kraansvlak, een natuurreservaat in de duinen nabij Haarlem in Nederland. Deze mest dienden ze in een lage en hoge dosis toe aan potten met daarin telkens dezelfde zes plantensoorten(twee grassoorten, twee vlinderbloemigen en twee andere kruiden) in een serre. Daaruit bleek dat de kwaliteit van konijnenmest veel gunstiger is voor de diversiteit van de plantengemeenschappen dan die van de grotere grazers. Bij mest van wisenten, koeien en paarden werd, vooral bij de hoge dosis, de groei van de plantengemeenschappen sterk bevorderd, waarbij ook nog eens één van de vlinderbloemigen – rode klaver – sterk ging woekeren. Dit was bij de konijnenmest veel minder het geval hetgeen zorgde voor een hogere biodiversiteit van de vegetatie.
“De resultaten van dit onderzoek, die onlangs werden gepubliceerd in Scientific Reports, geven duidelijk aan dat het inderdaad sterk uitmaakt van welke herbivoor de mest afkomstig is voor de samenstelling van een vegetatie. Of we nu massaal best konijnen beginnen te houden voor natuurbeheer, is wellicht te kort door de bocht. Het is niet alleen praktisch lastig haalbaar, maar bovendien eten ze ook niet alle plantensoorten in gelijke mate. Juist de woekeraars onder planten worden ook veel gegeten. Dit is voer voor verder onderzoek waarmee we aan de slag gaan”, besluiten olde Venterink en Sitters.
De publicatie is publiekelijk toegankelijk via: www.nature.com/articles/s41598-019-42249-z