Bedreigde diersoorten kunnen redding vinden in stedelijke omgevingen. Tot die opmerkelijke conclusie komen Amerikaanse, Canadese en Britse onderzoekers. Steden zijn veel nuttiger voor natuurbehoud dan we denken, zeggen ze.
De onderzoekers toonden aan dat dieren zich sneller verplaatsen door een habitat van lage kwaliteit, dat is een habitat met een minimum aan middelen om te overleven, maar niet om er hun levenscyclus te voltooien.
Via die stedelijke habitat kan de soort sneller een volledig geschikte habitat bereiken.
Langer en rechtlijniger
Waarom verplaatsen de dieren zich sneller in steden? Omdat ze zich in een ongastvrije omgeving gedurende langere tijd en op een rechtlijniger manier verplaatsen, stellen de onderzoekers. Zolang ze niet sterven in dit gebied, zullen ze op die manier sneller in een andere habitat terechtkomen.
De onderzoekers baseerden zich op gegevens uit 70 studies over 78 soorten. Drie kwart van de dieren bleek sneller door een habitat van lagere kwaliteit te trekken.
Aan de hand van mathematische modellen brachten ze ook de bewegingen van één soort, de Ephydryas phaeto-vlinder, in kaart. Die bleek zich het snelst te verplaatsen door landschappen die slechts voor 15 procent uit hoogwaardige habitat bestaan.
Natuurbehoud in de stad
Bijvoorbeeld gazons, parken en andere groene ruimten in steden hebben daarom “een hoog beschermingspotentieel voor insecten en andere diersoorten”, zegt hoofdauteur Elizabeth Crone, hoogleraar biologie aan de Amerikaanse Tufts-universiteit.
Volgens de onderzoekers moeten we anders gaan denken over natuurbescherming. Stedelijke omgevingen zijn veel nuttiger voor natuurbehoud dan we denken, zeggen ze. Bij de planning en het beheer van die stedelijke landschappen moet men daar rekening mee houden.
Steden moeten niet alleen mensen een hoogwaardige leefomgeving bieden, maar ook diersoorten een omgeving waarin ze kunnen overleven op weg naar een geschikte habitat. De dieren hebben daarvoor slechts 15 procent van het stedelijke landschap nodig.
Stedelijke opstapjes
“Dit kan een nieuw perspectief op flexibiliteit bieden voor landschapsplanners”, zegt coauteur Jenny Hodgson, hoogleraar ecologie aan de Universiteit van Liverpool. “Ze hoeven zich geen zorgen te maken als ze geen ononderbroken stroken van hoogwaardige habitats voor in het wild levende dieren kunnen creëren.
“In de plaats daarvan kunnen ze in stedelijke en agrarische gebieden strategische opstapjes creëren. Alleen moeten die opstapjes mogelijkheden bieden om zich voort te planten en niet alleen tijdelijke voedselbronnen.”
Belangrijke aanvulling
Een andere coauteur Cheryl Schultz, hoogleraar biologie aan de Washington State University, spreekt van “een belangrijke aanvulling op de inspanningen voor natuurbehoud die gericht zijn op het behoud van grote stukken natuurlijk gebied en habitats van hoge kwaliteit.”
Volgens een recent VN-rapport zijn wereldwijd een miljoen soorten met uitsterven bedreigd.
De onderzoekers – ook de Universiteit van Ottawa werkte mee – publiceerden hun studie in het vakblad Ecology.