In de twee landen met de meeste inwoners ter wereld, India en China, vermindert de extreme armoede. Dat blijkt uit cijfers van de Economische en Sociale Commissie voor Azië en de Pacific (ESCAP).
Volgens Armida Salsiah Alisjahbana, directeur van ESCAP, ligt de regio Azië-Pacific op schema als het gaat om het uitroeien van extreme armoede, waar nog steeds 285 miljoen mensen in de regio mee kampen. “Maar het doel halen we alleen als de huidige vooruitgang wordt gehandhaafd tot 2030.”
“China en India dringen de extreme armoede sneller terug dan het regionale gemiddelde. En de helft van de mensen die sinds 2000 wereldwijd aan extreme armoede ontsnapte, komt uit China”, licht ze toe.
Middeninkomenlanden
In Azië en de Pacific woont 60 procent van de wereldbevolking. Van de 7,7 miljard wereldbewoners, leven er 1,42 miljard in China, gevolgd door India met 1,36 miljard. De Verenigde Staten staan op de derde plaats met 329 miljoen mensen.
Een recent rapport van het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) en het Oxford Poverty and Human Development Initiative (OPDI), wijst erop dat van de 1,3 miljard mensen wereldwijd die multidimensionaal arm zijn, er 886 miljoen in middeninkomenlanden (ook wel ontwikkelingslanden) leven.
“Om armoede te bestrijden, moet je weten waar de armoede heerst”, zegt Achim Steiner, hoofd van het UNDP. “Het is niet gelijk verdeeld over een land en zelfs niet binnen huishoudens.” De Multidimensional Poverty Index (MPI) geeft hierover gedetailleerde informatie. Er wordt niet alleen gekeken naar inkomen als indicator van armoede, maar ook naar hoe mensen armoede ervaren op het gebied van gezondheid, onderwijs en levensstandaard.
Ongelijke kansen
De Ontwikkelingsagenda voor 2030 gaat verder dan alleen het uitroeien van extreme armoede. “De focus ligt ook op multidimensionale armoede. De Aziatische regio blijft achter als het gaat om waardig werk en het stimuleren van gelijkheid. Ongelijke kansen, degradatie van het milieu en natuurrampen vergroten de kloof tussen en in landen”, zegt Alisjahbana.
Om de armoedecirkel te doorbreken zijn investeringen nodig in basisdiensten zoals onderwijs, gezondheid en sociale zekerheid.
De deadline voor de zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) is 2030. Op 24 en 25 september wordt de vooruitgang besproken op een VN-top, en van vandaag (16 juli) tot en met donderdag staan een aantal kwesties op de agenda tijdens een ministeriële bijeenkomst van het High Level Political Forum (HLPF) in New York.
Milieudegradatie
Oost- en Noordoost-Azië hebben volgens Alisjahbana in de afgelopen jaren de meeste vooruitgang geboekt op het gebied van armoedebestrijding. Er was echter sprake van achteruitgang met betrekking tot diverse doelen op het gebied van milieu. “Er zal een koerswijziging moeten komen als de regio wil inzetten op duurzame steden en gemeenschappen en het leven in het water en ecosystemen op land wil beschermen”, zegt Alisjahbana.
Zuidoost-Azië en de Pacific boekten het snelst vooruitgang op het gebied van veerkrachtige infrastructuur, inclusieve en duurzame industrialisering en het stimuleren van innovatie. De regio dreigt echter de verkeerde richting op te gaan als het gaat om het bereiken van rechtvaardige, vreedzame en inclusieve samenlevingen.
Kansrijke doelen
De meest kansrijke doelen in de regio in de komende jaren liggen op het gebied van armoedebestrijding (SDG1), gezondheid en welzijn (SDG3), kwaliteitsonderwijs (SDG4), betaalbare, schone energie (SDG7) en partnerschappen (SDG17), volgens Alisjahbana. Bij meer dan de helft van de zeventien SDG’s is de vooruitgang gestagneerd of is de situatie verslechterd sinds 2000.
De auteurs van het recente ESCAP-rapport verwachten echter dat Azië en de Pacific geen van de SDG’s zullen halen voor 2030. Dat komt mede doordat er grote investeringen nodig zijn.
Extra investeringen
Alisjahbana: “We schatten dat er voor ontwikkelingslanden in Azië en de Pacific een extra jaarlijkse investering nodig is van 1500 miljard. Dat is iets minder dan een dollar per persoon, per dag, of 5 procent van het bruto binnenlandse product (bbp) van de regio in 2018.”
Die investeringen, zegt ze, zijn nodig voor fundamentele mensenrechten en het ontwikkelen van menselijke capaciteit, schone energie, de strijd tegen klimaatverandering en milieubescherming. Ook is er geld nodig voor duurzaam transport, ICT en water en sanitaire voorzieningen.
“Het geld dat hiervoor nodig is, ligt binnen het bereik van veel landen. Maar het prijskaartje is het hoogst voor de landen die het zich het minst kunnen veroorloven, zoals de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten.”
Auteur: Thalif Deen