Chromosomale instabiliteit tijdens de vroege ontwikkeling van een embryo leidt niet tot gezondheidsrisico’s voor kinderen die via ivf worden geboren. Onderzoekers hebben voor het eerst de vroege chromosomale ontwikkeling van ivf-baby’s vergeleken met die van kinderen geboren via de natuurlijke weg: in beide gevallen treedt er chromosomale instabiliteit op en verdwijnt die meestal vanzelf. Zo blijkt uit een internationale studie die verschijnt in Nature Medicine.
Chromosomale instabiliteit houdt in dat gehele chromosomen (of delen ervan) worden verwijderd of verdubbeld tijdens de ontwikkeling van de bevruchte eicel. Bij het delen van cellen leidt dit tot dochtercellen met het verkeerde aantal chromosomen of afwijkingen aan de structuur van chromosomen.
Het is bekend dat chromosomale instabiliteit optreedt bij in-vitrofertilisatie (kortweg ivf). Bij ivf wordt een eicel buiten het lichaam bevrucht en het embryo dat daarbij ontstaat, wordt weer teruggeplaatst in de baarmoeder. Bij deze procedure treedt er tijdens de vroege celdeling chromosomale instabiliteit op, maar wat de gevolgen daarvan zijn op de verdere ontwikkeling van het embryo en de gezondheid van het kind op latere leeftijd is minder bekend.
Geneticus Joris Vermeesch (Departement Menselijke Erfelijkheid – KU Leuven) legt uit dat er nog vele open vragen waren: “Blijft de chromosomale instabiliteit in stand gedurende een succesvolle ivf-zwangerschap? Treedt het ook op bij bevruchting via de natuurlijke weg?” Om dat te onderzoeken ontwikkelden de onderzoekers een nieuwe techniek – haplarithmisis genaamd – die het mogelijk maakt om als het ware terug te kijken in de chromosomale ontwikkeling.
Onschadelijk fenomeen
De wetenschappers onderzochten genetisch materiaal van 98 gezinnen gedurende de zwangerschap, waarbij 48 via ivf een kind kregen en 50 via de natuurlijke weg. Daarbij werd gekeken naar het DNA van de vader, de moeder, de placenta en bloedmonsters uit de navelstreng. Met behulp van de nieuwe techniek kon men zien hoe het embryo ontwikkelde gedurende de zwangerschap.
Uit de resultaten blijkt dat chromosomale instabiliteit niet alleen bij ivf optreedt, vervolgt geneticus Thierry Voet. “Die wanorde kan optreden ongeacht de wijze waarop de zwangerschap tot stand is gekomen en verhindert niet noodzakelijk een normale zwangerschap. Het lijkt er op dat er een selectiemechanisme plaatsvindt, waarbij voornamelijk de ‘goede’ cellen doorgaan met delen.”
De bevindingen hebben belangrijke implicaties voor de klinische genetica volgens de hoofdonderzoekers: “Chromosomale instabiliteit is een natuurlijk fenomeen dat niet alleen voorkomt bij ivf. Het fenomeen verdwijnt vanzelf tijdens de ontwikkeling van het embryo omdat sterke selectiebarrières kunnen corrigeren voor afwijkende cellen. Het leidt dan uiteindelijk ook niet tot gezondheidsrisico’s voor de baby, ook niet bij ivf. Dat is een hele geruststelling voor ouders van ivf-kinderen en mensen die geboren zijn na ivf.”