Als eerste overheid ter wereld verplicht Californië vrachtwagenproducenten om modellen zonder uitstoot te verkopen. De EU moet snel volgen, vinden milieubewegingen.
Tegen 2024 moeten, afhankelijk van de categorie, tussen 5 en 9 procent van de vrachtwagens die in Californië verkocht worden op elektriciteit of waterstof rijden. Tegen 2030 worden die doelstellingen verhoogd tot 30 en 50 procent, en in 2045 mogen enkel nog vrachtwagens zonder uitstoot verkocht worden.
De Californische economie is de vijfde of zesde grootste ter wereld, maar de beslissing kan gevolgen hebben tot ver buiten de grenzen. Zo zijn drie grote vrachtwagenfabrikanten die onder de Californische wet vallen – Daimler Trucks, Paccar (DAF), Volvo Group – samen goed voor 60 procent van de verkoop in de EU.
Contrast
Het contrast met de ingrepen op Europees niveau is groot: in de EU is het verkoopdoel amper 2 procent, vrijwillig en niet bindend. Vorig jaar nog vroeg een brede coalitie van bedrijven waaronder Nestlé, ABInBev en Unilever om meer ambitieuze doelstellingen voor schone vrachtwagens.
Volgens milieu- en transportorganisatie T&E toont de Californische beslissing aan dat vrachtwagens zonder uitstoot mogelijk zijn en dat de technologie snel evolueert.
Inhaalbeweging
“Europa schrikt wakker met het nieuws dat de dagen van vrachtwagens op fossiele brandstoffen in Californië voorbij zijn”, zegt Pauline Fournols, beleidsmedewerker bij T&E. “Wat vrachtwagenfabrikanten aan de andere kant van de plas kunnen doen, kunnen ze hier ook.”
De EU moet volgens Fournols dringend een inhaalbeweging maken en een bindende verkoopdoelstelling aankondigen bij de herziening van de CO2-regels voor vrachtwagens in 2022 en de klimaatdoelstellingen voor 2030.