De kloof in levensverwachting tussen zwarte en blanke Amerikanen is in drie decennia met bijna 50 procent kleiner geworden, blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Princeton.
Wetenschappers van Princetons Centrum voor Volksgezondheid analyseerden de sterftecijfers van zwarte en blanke Amerikanen tussen 1990 tot 2018. Ze vergelijken hun gegevens ook met gelijkaardig onderzoek in Europa.
Armste regio’s
Daaruit blijkt dat zwarte Amerikanen in 1990 nog gemiddeld zeven jaar korter leefden dan hun blanke landgenoten. Maar in 2018 was dat aantal gedaald tot 3,6 jaar.
Vooral gezondheidsverbeteringen in de armste regio’s hielpen de kloof te verkleinen, omdat zwarte Amerikanen relatief vaker in de armste gebieden wonen. De verlaging van het aantal sterfgevallen door kanker, hiv, moord en foetale en neonatale aandoeningen bleek cruciaal om de kloof te helpen dichten.
Stagnatie
Sinds 2012 is de gemiddelde levensverwachting in de Verenigde Staten niet verder gestegen. Amerikanen hebben daardoor terrein verloren tegenover Europeanen, zelfs tegenover de armste regio’s in Europa. De opioïdenepidemie in de VS is daarvan een belangrijke oorzaak.
“Het is belangrijk om de zeer reële winsten te erkennen die de afgelopen dertig jaar zijn geboekt, en de redenen daarvoor te begrijpen”, zegt Janet M. Currie, mededirecteur van Princetons Centrum voor Volksgezondheid. “Verbeterde toegang tot gezondheidszorg en steunprogramma’s hebben bijgedragen aan een hogere levensverwachting voor zwarte Amerikanen. Tegelijk is er een verrassende omkering van de positieve trends sinds 2012, en die moeten we beter begrijpen.”