Kom, en reis met me mee door een land van tropische stranden, jungle, bergen en woestijn. Een land waar de rivieren en koeien heilig zijn. Het is een land van traditie, net zoveel als een land van innovatie. Een land zo rijk aan klimaat en verscheidenheid, dat je er zoek kunt raken tussen de bergen mango’s en de edelstenen. Het land waar tijgers wonen, en olifanten, en mensen – heel veel mensen. Samen vormen ze één geheel. Vanuit de lucht zie je de patronen, hoe ze voortbewegen als individu, en tegelijk opgaan in de menigte. Als een zwerm bijen die een vloeiende beweging maakt in de lucht. Ieder heeft zijn eigen taak, maar alleen samen maken zij de honing. Samen, met de bloemen en de bomen en de aarde. Samen, met de mensen die de natuur verzorgen. Ja, dit was het land in een ver oosten vol glorie. Geen wonder, dat iedereen die op bezoek kwam en er de zoete honing rook, het ook proeven wilde. En na het proeven wilde de bezoeker het land van de honing hebben. Hebben. Hebben.
En golven van mensen kwamen, en ze proefden allen de honing, en ze eisten de honing op, inclusief de bijen en de bloemen en het land. De honing werd verscheept naar verre oorden in het westen. En daar werden de buiken van de mensen gevuld met honing en met verovering. Maar het kon niemand werkelijk verzadigen, want wie behaalt werkelijke verzadiging wanneer de balans uit de wereld getrokken wordt? Wanneer de ene hand de andere afsnijdt, is het lichaam niet meer heel. En wanneer de ene broeder de ander verraadt, is familie niet langer in harmonie. Maar dat hadden de mensen van de westerse wereld nog niet door. En dus werd de honing opgeslagen in steeds stevigere onderkomens. Totdat langzaam de landen van honing zich bewust werden van hun eigen waarde, en oprezen uit de velden, samenkwamen als één geheel, en in één beweging hun rechten terugnamen als een arm die een kleinkind naar zich toehaalt. En de mensen uit het westen wilden het niet, maar hadden het toe te geven. Langzaam zagen ze in dat een nemende hand onverzadigbaar blijft zolang de gevende hand niet ontwikkeld is. En ze begonnen stukje bij beetje te geven. Nog wat twijfelend. Te geven.
Maar op een moment was daar het licht. Want de bijenkoningin kwam vanuit het midden van de aarde en openbaarde haar essentie, die hetzelfde was als die van de mensen. En ze sprak: “Wil je gelijk of wil je geluk?” En de mensen zeiden: “Geluk.” En de bijenkoningin vroeg: “Wil je een goed verloop of wil je een matige afloop?” En de mensen zeiden: “Een goed verloop.” En de koningin vroeg: “Wil je geloven in kracht of in zwakte?” En de mensen zeiden: “In kracht.” En de koningin vroeg: “Wil je geloven in macht of in harmonie?” En de mensen zeiden: “Harmonie.”
En zodra dit was ingezien, was er niemand schuldig en was iedereen vergeven, want hier in het heldere ogenblik waren geen slachtoffers en daders – hier waren alleen studenten die leerden en fouten maakten. En samen lachtten ze erom en ze wisselden in gulheid de schatten van de aarde uit. Zeker vergaten ze niet om de aarde te bedanken, want als ze haar niet hadden gehad, wisten ze, dan waren zij hier ook niet. En zo herstelde langzaam de balans. Want dit was wat zij wensten.
