Kleurige kralen en andere grafgiften tonen dat ze werden gewaardeerd als leden van hun samenleving.
Uit dna-onderzoek op tienduizend oude menselijke overblijfselen blijkt dat het Downsyndroom ook al voorkwam in vroege beschavingen. Uit de resten blijkt dat kinderen met deze genetische aandoening vroeger een zeer korte levensduur hadden. Opvallend: kleurige kralen en andere grafgiften tonen dat ze werden gewaardeerd als leden van hun samenleving.
De onderzoekers van het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig (Duitsland) vonden tussen de overblijfselen van soms wel tienduizend jaren oud, ook resten van zes kinderen met het syndroom van Down. Een ongewoon hoog aantal dna-sequenties van chromosoom 21 konden ze enkel verklaren door een extra kopie van chromosoom 21. Vandaag weten we dat zo’n derde chromosoom Down veroorzaakt.
Verzorgd en gewaardeerd
Het onderzoeksteam identificeerde de overblijfselen van zes jonge kinderen met Down. Eén graf werd gevonden op een kerkhof in Finland met resten die dateren van de 17e tot 18e eeuw. De overige vijf waren veel ouder en dateren tussen 5000 en 2500 jaar voor onze tijdrekening. Ze werden gevonden op vindplaatsen in het huidige Griekenland, Bulgarije en Spanje.
In alle gevallen konden de onderzoekers een schat aan aanvullende informatie over de overblijfselen en de begrafenissen verkrijgen. Vooral de bijzondere objecten die samen met de kinderen werden begraven trokken hun aandacht: kleurige kralen, bronzen ringen en schelpen.
“De manier waarop deze kinderen begraven werden wijst erop dat er voor hen werd gezorgd en ze gewaardeerd werden in hun gemeenschappen”, zegt hoofdauteur van de studie Adam Rohrlach.