Niet alleen kinderen, ook dieren spelen als ze jong zijn. Nederlands onderzoek naar het spelgedrag bij ratten, leert onder meer welke impact medicatie daarop heeft, en daar kunnen belangrijke inzichten uit voortvloeien voor de mens.
Samen spelen is een belangrijke leerschool voor kinderen om zichzelf te leren kennen en om te oefenen om af te stemmen op de ander. Door te spelen trainen kinderen hun weerbaarheid en leren ze met verschillende emoties omgaan.
Jonge ratjes vertonen blijkbaar verbazingwekkend gelijke trekken qua spel als kinderen, weet Marijke Achterberg van de Faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht, die onderzoek verricht naar spelgedrag.
Stoeien
“Ik kijk specifiek naar sociaal spelgedrag, we noemen het ook wel rough and tumble play”, legt ze uit. “Je zou dat bij kinderen kunnen voorstellen als tikkertje. Dieren doen dat niet heel anders: ze proberen met hun snuit de nek van de andere rat te raken”, zegt Achterberg.
Het blijkt immers dat als de rat (bijna) wordt geraakt door een andere rat, zich die snel omrolt. “Na een succesvolle verdediging probeert die de nek van de andere rat weer aan te raken. Er ontstaat dus een soort stoeigevecht.”
Spelen is gezond
Meer specifiek doet Achterberg onderzoek naar de hersengebieden en signaalstoffen die ten grondslag liggen aan spelgedrag, met andere woorden: wat er in de hersenen gebeurt als een kind speelt.
“Door ratten te bestuderen is het mogelijk te ontdekken wat de gevolgen zijn van niet optimaal kunnen spelen op jonge leeftijd in zowel dieren als mensen. We weten nu bijvoorbeeld dat volwassenen die als kind niet optimaal hebben kunnen spelen, gevoeliger lijken te zijn voor belonende stoffen, denk aan cocaïne en alcohol.
“Ook hebben ze moeite met sociale interacties op latere leeftijd en hebben ze meer moeite met bepaalde cognitieve vaardigheden, bijvoorbeeld het onderdrukken van gedrag dat niet nodig of gewenst is.”
Invloed van stofjes
De onderzoekers keken daarvoor naar het spelgedrag van ratten en kwamen tot een kwantificering van welke diertjes meer of minder tot spelen overgaan. “Ook kunnen we bepaalde stoffen toedienen en zien of dit effect heeft op bepaalde aspecten van het spelgedrag”, zegt Achterberg.
“Zo weten we bijvoorbeeld dat het verhogen van endogene opioïden, bijvoorbeeld morfine, het spelgedrag verhoogt en dat het verhogen van noradrenaline spelgedrag kan verlagen. Dopamine heeft dan weer een motiverend effect om meer of langer te spelen.”
ADHD-medicatie
Achterberg bekeek ook het effect van ritalin (een medicijn dat wordt voorgeschreven bij ADHD – ook rilatine genoemd) op sociaal spelgedrag.
“We gaven ritalin aan ratten, en zagen dat ze minder gingen spelen. Als je dat naar kinderen vertaalt, lijkt me dat geen goed effect”, zegt ze. “Spelen is juist zo belangrijk om allerlei dingen te leren: het ontwikkelen van sociale en cognitieve vaardigheden en het testen van de limieten en mogelijkheden van je lichaam.”
Na dit inzicht dook ze dieper in de details om te begrijpen hoe dit in de hersenen werkt en welke signaalstoffen hier verantwoordelijk voor zijn. “We vonden dat de motivatie om te spelen door ritalin werd verhoogt via dopamine maar het spel werd onderdrukt via noradrenaline.”
Achterberg denkt dat haar onderzoek bijdraagt aan meer fundamentele kennis van hoe het brein spelgedrag aanstuurt en welke invloed bijvoorbeeld medicatie daarop kan hebben.
Dat goed beseffen is belangrijk omdat spelen zo belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen. “Het nemen van risico’s tijdens spelen stimuleert de fysieke en mentale ontwikkeling, omdat kinderen door risicovol spel hun eigen grenzen leren (her)kennen en kunnen oefenen met onverwachte situaties.”