Navigatiesystemen in de auto of op de smartphone houden 65-plussers langer op de weg en daarmee ook langer mobiel en onafhankelijk. Dat blijkt uit onderzoek in Groot-Brittannië.
Een gps-systeem is stilaan standaard geworden bij de aankoop van een nieuwe wagen, en dat heeft een impact op de bewegingsvrijheid van 65-plussers, blijkt uit onderzoek onder bijna negenhonderd Britse bestuurders met een gemiddelde leeftijd van 71 jaar.
Ouderen die over een gps beschikken, rapporteerden meer en langere ritten dan wie dat niet doet. De deelnemers legden ook cognitieve tests af om hun geheugen en ruimtelijk vermogen te beoordelen.
“We stelden vast dat een aanzienlijke meerderheid van de oudere bestuurders navigatiehulp gebruikt, en dat ouderen met een slechter richtingsgevoel meer op de systemen vertrouwen”, zegt hoogleraar Michael Hornberger van de University of East Anglia, die het onderzoek leidde.
“Maar de belangrijkste vaststelling is dat degenen die gps gebruiken vaker rijden dan wie dat niet doet. Dat toont aan dat deze systemen helpen bij het verminderen van ruimtelijke oriëntatieproblemen en het behoud van de rijmobiliteit.”
Vergrijzing
De wetenschappers pleiten voor ondersteuning van ouderen bij het gebruik van gps-navigatie om hun rijonafhankelijkheid te helpen behouden, zeker nu de bevolking in sneltempo vergrijst.
Leeftijdsgebonden cognitieve achteruitgang kan immers betekenen dat oudere chauffeurs een verslechtering van het ruimtelijk vermogen ervaren, waardoor ze steeds minder rijden.
“De auto is meestal het favoriete vervoersmiddel onder ouderen en het kan van vitaal belang zijn voor het behoud van onafhankelijkheid, kwaliteit van leven, welzijn en cognitieve gezondheid naarmate we ouder worden”, zegt Hornberger.
