Twee eeuwen geleden verloor een ouder in Nederland één op drie kinderen vóór de leeftijd van vijf jaar. Vandaag is dat nog slechts één op 250. Deze stille revolutie in volksgezondheid is zonder twijfel een van de grootste maatschappelijke vooruitgangen ooit.
In de 19de eeuw waren kindersterfte en rouw onlosmakelijk verbonden met het gezinsleven, zelfs in economisch vooruitstrevende landen. Maar sinds het einde van de 19de eeuw is er een gestage en indrukwekkende vooruitgang geboekt. Betere voeding, toegang tot schoon drinkwater, hygiënemaatregelen, vaccinatiecampagnes en een daling van de armoede speelden daarin een cruciale rol.
Voor veel mensen in rijke landen voelt het vandaag vanzelfsprekend aan dat hun kinderen overleven en gezond opgroeien. Maar die vanzelfsprekendheid is het resultaat van decennia aan wetenschappelijke en sociale inspanningen. Door deze vooruitgang zijn miljoenen kinderlevens gered en hebben gezinnen wereldwijd meer zekerheid en toekomstperspectief gekregen.
Deze evolutie sluit perfect aan bij de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), en meer bepaald bij SDG 3: Goede gezondheid en welzijn. Een van de concrete doelstellingen daarvan is om tegen 2030 vermijdbare sterfte onder pasgeborenen en kinderen onder vijf jaar volledig terug te dringen. Het Nederlandse voorbeeld toont dat dit geen verre droom is, maar een haalbaar doel mits blijvende inzet en samenwerking.