Wanneer we denken aan geld dat van rijke naar armere landen stroomt, komt buitenlandse hulp vaak als eerste in gedachten. Maar er is een andere, minstens even belangrijke geldstroom die veel minder aandacht krijgt: het geld dat migranten wereldwijd naar hun familie sturen of na arbeid in het buitenland mee naar huis nemen.
In 2023 ging het om maar liefst 822 miljard dollar, tegenover 288 miljard dollar aan officiële ontwikkelingshulp. Dat is bijna drie keer zoveel. Terwijl ontwikkelingshulp vooral via overheden en organisaties wordt verdeeld, gaan deze privétransfers rechtstreeks naar gezinnen. Ze worden gebruikt voor basisbehoeften zoals voedsel, onderwijs en gezondheidszorg.
Voor veel lage- en middeninkomenslanden vormen deze overmakingen een cruciale bron van inkomen. In verhouding tot hun bruto binnenlands product zijn sommige landen zelfs sterk afhankelijk van deze bijdragen.
Deze geldstromen helpen wereldwijd de armoede te verminderen (SDG 1), verbeteren toegang tot onderwijs (SDG 4) en gezondheidszorg (SDG 3), en dragen bij aan het verkleinen van ongelijkheid (SDG 10).
Kortom: dit is een stille, maar krachtige motor van vooruitgang – gedreven door migranten die hun gezin én hun land blijven ondersteunen, waar ter wereld ze ook werken.